Photography

Fotoboek ”Le goût de l’éternel“

Fotoboek ”Le goût de l’éternel“

uitgegeven bij VOETNOOT Publishers

Published by VOETNOOT Publishers / Amsterdam   ( 2017 )
www.voetnoot-publishers.nl/fotografie_9.html

ENG

A century and a half after their deaths, few writers are given the opportunity to capture the imagination of a relatively broad public. Such is the case for the Parisian poet and art critic Charles Baudelaire (1821-1867). In 1857 his collection Les Fleurs du mal gave the impetus to Symbolism, a movement in literature and the visual arts that would hold more than one fin de siècle under its spell. Today, in a cultured company, casually dropping the broad, sonorous name of this author, causes a wave of recognition and immediately evokes a universe of darkness, unease, lust and morbid humour. After all, verses and motifs from Baudelaire’s oeuvre have taken on a life of their own. ‘Luxury, calme et volupté’ thrive in the shadow of the decline that awaits us all. Like a fallen angel, the albatross from the poem of the same name scrambles to his feet among the sailors who have captured him. The figure of death shimmers through every sonnet. In this grim underworld, beauty cannot exist without decay. The worm is already in the apple – once you’ve seen it, it will never go away.

With his series of images Le goût de l’éternel, the Belgian photographer Jef Paepen explicitly subscribes to Baudelaire’s aesthetics. In the titles of these photos we recognize fragments from the poems, but especially in form and motif they are indebted to the author of Les Fleurs du mal. The flowers of evil come into focus, along with the beauty of the female figure that inspired the poet to his most powerful verses. Paepen is passionately inspired by Baudelaire’s palette – for example, he allows the perfumes of Symbolism to swirl through the studio and gallery one more time. We know these forms that were so often put on canvas a century and a half ago: withered and bright flowers, the perfect body and its decaying alter ego, the shadows and play, the skull. Layer after layer, pin-sharp or blurry, they emerge in a mixture of analog and digital recordings that shape the final image. Skin feels like paper or parchment, the black and white and the deep, rounded grays are reminiscent of etchings or charcoal drawings. And death always watches between the layers, the wiles, the sheets and the rules of this living room theatre. It is too good to be true, and not of this time. It is of all times.

Eric Min,  Juli 2017  

NL

Het is weinig schrijvers gegeven om anderhalve eeuw na hun dood nog tot de verbeelding van een relatief ruim publiek te spreken. Dat is het geval voor de Parijse dichter en kunstcriticus Charles Baudelaire (1821-1867). In 1857 gaf zijn bundel Les Fleurs du mal mee de aanzet tot het symbolisme, een stroming in de literatuur en de beeldende kunsten die meer dan één fin de siècle in zijn ban zou houden. Wie vandaag in een gecultiveerd gezelschap achteloos de brede, sonore naam van deze auteur laat vallen, veroorzaakt een golf van herkenning en roept meteen een universum op van duisternis, onbehagen, lust en morbide humor. Verzen en motieven uit Baudelaires oeuvre zijn immers een eigen leven gaan leiden. ’Luxe, calme et volupté’ gedijen in de schaduw van de aftakeling die ons allen wacht. Als een gevallen engel krabbelt de albatros uit het gelijknamige gedicht overeind tussen de matrozen die hem hebben gevangen. De gestalte van de dood schemert door elk sonnet heen. In deze grimmige onderwereld kan schoonheid niet bestaan zonder verval. De worm zit al in de appel – eens je hem gezien hebt, gaat het nooit meer over.

Baudelaire is een van de eerste radicaal moderne auteurs. Voor de vorm van menig gedicht grijpt hij weliswaar terug naar het klassieke repertorium – hij schrijft sonnetten en gebruikt weleens Latijnse titels – maar heel wat beelden zijn resoluut hedendaags. De Duitse cultuurfilosoof Walter Benjamin heeft erop gewezen dat zijn geliefde dichter de drukke Parijse boulevards en de uitgewoonde huizen van de groeiende voorstad in zijn poëzie en proza naar binnen sluist. Benjamin stelt vast dat Baudelaire banale woorden uit de grote stad gebruikt: wagon, omnibus, straatlantaarn, kotelet… Door de combinatie van het alledaagse en het verhevene brouwt hij onverwachte allegorieën, die het dadaïsme en het surrealisme aankondigen. Voortaan gaat poëzie – en bij uitbreiding kunst – niet langer (of niet uitsluitend) over bloemen of zonsondergangen, maar evengoed over het geweld van gaslantaarns, over arme drommels die lompen verhandelen en over brutale passanten die tegen je aan stoten in de menigte op het trottoir. Iets is tegelijk ook iets anders.

Onder en achter de dichter Baudelaire schuilt een lucide, eigenzinnige kunstcriticus, die tijdens zijn bezoekjes aan de jaarlijkse salons een hoogstpersoonlijke esthetische theorie heeft ontwikkeld. De grondgedachte is even eenvoudig als radicaal: voor Baudelaire zijn de meeste schilders leugenaars omdat zij vergeten te liegen. Waarom zou je trachten de realiteit af te beelden als het tussengebied tussen werkelijkheid en droom zoveel interessanter blijkt te zijn ? Artiesten moeten dus hun verbeelding durven gebruiken, grenzen slopen, genres en motieven dooreen klutsen. Wat onecht is, staat immers zoveel dichter bij de waarheid dan een botte, fotografisch correcte maar bloedeloze weergave ervan. Met het in Baudelaires tijd nog prille medium fotografie had de schrijver een al even dubbelzinnige relatie als met de klassieke beeldende kunsten. Hoe zou hij in onze 21e eeuw aankijken tegen het genre van de geënsceneerde fotografie, dat kleine en controversiële broertje in de grote familie van al wie een camera bedient ?

Met zijn beeldenreeks Le goût de l’éternel schrijft de Belgische fotograaf Jef Paepen zich expliciet in Baudelaires esthetiek in. In de titels van deze foto’s herkennen we fragmenten uit de gedichten, maar vooral qua vorm en motief zijn zij schatplichtig aan de auteur van Les Fleurs du mal. De bloemen van het kwaad komen nadrukkelijk in beeld, samen met de schoonheid van de vrouwelijke gestalte die de dichter tot zijn krachtigste verzen heeft geïnspireerd. Paepen heeft zich met overgave geïnspireerd op Baudelaires palet – zo laat hij de parfums van het symbolisme nog één keer door studio en galerie wervelen. We kennen deze vormen die anderhalve eeuw geleden zo vaak op doek zijn gebracht: verwelkte en fleurige bloemen, het perfecte lichaam en zijn aftakelende alter ego, de schimmen en het spel, de schedel. Laag na laag, haarscherp of wazig doemen zij op in een vermenging van analoge en digitale opnamen die het finale beeld vormgeven. Huid voelt aan als papier of perkament, het zwartwit en de diepe, ronde grijstinten herinneren aan etsen of houtskooltekeningen. En altijd kijkt de dood mee tussen de lagen, de listen, de lakens en de regels van dit huiskamertheater. Te mooi om waar te zijn is het, en niet van deze tijd. Het is van alle tijden. 

Eric Min,

Juli 2017